Naamloos 1

Nieuwe regels rond liquidatiereserves: wat verandert er en wat betekent het voor jou?

Vanaf 1 januari 2026 veranderen de fiscale spelregels voor liquidatiereserves. Deze aanpassing biedt nieuwe mogelijkheden, maar vraagt tegelijk om een doordachte aanpak in functie van je cashflow, fiscale planning en eventuele verkoopplannen. In dit artikel leggen we helder uit wat liquidatiereserves precies zijn, wat er verandert en wanneer het interessant is om bestaande reserves sneller uit te keren.


Wat zijn liquidatiereserves?

Een liquidatiereserve is in essentie een spaarpot binnen je vennootschap. Je legt ze aan met winst die je in de onderneming houdt, en daarvoor betaal je meteen een extra heffing van 10%. Het voordeel hieraan is dat je later deze reserve kan uitkeren aan jezelf als aandeelhouder met een lagere roerende voorheffing dan bij een klassiek dividend.

Een concreet voorbeeld:

Op € 100 winst betaal je € 10 heffing. Van de resterende € 90 keer je na 5 jaar uit aan 5% roerende voorheffing, waardoor je netto € 86 overhoudt.
Dat komt neer op een totale belastingdruk van 13,64% — aanzienlijk voordeliger dan bij een gewone dividenduitkering.

 

De oude regeling: vijf jaar wachten voor 5%

Tot voor kort gold een eenvoudige regel: wie winst in zijn vennootschap opzijzette als liquidatiereserve, moest vijf jaar wachten om het voordelig te kunnen uitkeren. Na die termijn betaalde je slechts 5% roerende voorheffing. Een mooi voordeel voor wie wat geduld had.

Wie sneller wilde beschikken over het geld, betaalde een stevig prijskaartje: een extra 20% roerende voorheffing, bovenop de initiële heffing van 10% bij de aanleg van de reserve. Dat maakte een snelle uitkering meestal onaantrekkelijk.

 

De nieuwe regeling vanaf 2026

Vanaf 1 januari 2026 verandert dat evenwicht. De wetgever introduceert meer flexibiliteit, al komt die niet gratis.

Je zal de mogelijkheid krijgen om je liquidatiereserve reeds na drie jaar uit te keren. De prijs daarvoor is een iets hogere roerende voorheffing van 6,5% in plaats van 5%.
Wie nog sneller geld uitkeert, wordt geconfronteerd met een totaal van 30% roerende voorheffing, wat de snelle route fiscaal minder aantrekkelijk maakt.

In de praktijk betekent dit dat de belastingdruk bij drie jaar ongeveer 15% bedraagt, vergelijkbaar met wat we kennen van het VVPR-bis-regime.
Belangrijk: deze nieuwe spelregels gelden enkel voor reserves die worden aangelegd vanaf 1 januari 2026.

 

Een overgangsregeling voor bestaande reserves

Voor wie al reserves heeft opgebouwd, is er goed nieuws.
Sinds 1 juli 2025 geldt een overgangsregeling. Die biedt de keuze:

  • je keert na drie jaar uit aan 6,5%, of
  • je wacht vijf jaar en betaalt 5%.

De keuze lijkt klein, maar ze kan financieel een groot verschil maken, afhankelijk van je liquiditeitsbehoefte en planningshorizon.

 

Sneller uitkeren of toch wachten?

De fiscale optimalisatie hangt niet alleen af van percentages en formules, maar van je persoonlijke context.

  • Heb je het geld nodig binnen enkele jaren? Dan kan het lonen om na drie jaar uit te keren. De iets hogere voorheffing koop je als het ware af met extra financiële flexibiliteit.
  • Heb je geen directe nood aan cash? Dan blijft wachten de betere keuze. Door vijf jaar geduld op te brengen, betaal je minder belasting en behoud je meer nettowinst binnen je vennootschap.

In die zin wordt de nieuwe regeling een uitnodiging tot fiscale planning op maat. Geen zwart-witregel meer, maar een keuze die je bewust afstemt op je toekomstige plannen — professioneel én privé.

 

Let op de impact op de meerwaardebelasting

De nieuwe regels lijken eenvoudig, maar onder de oppervlakte schuilt een belangrijke fiscale nuance: de meerwaardebelasting.

Wanneer je eind 2025 een groot bedrag uit je vennootschap haalt, bijvoorbeeld door een forse dividend- of reserve-uitkering, daalt automatisch je eigen vermogen. En dat heeft gevolgen: je onderneming lijkt minder waard op papier. Bij een latere verkoop kan dat effect zich wreken. Je vertrekt dan immers van een lagere beginwaarde, waardoor de meerwaarde bij verkoop groter lijkt en dus zwaarder belast kan worden.

Voor managementvennootschappen of vennootschappen die op termijn worden stopgezet bij pensionering, is dat meestal geen probleem. Er is dan geen verkoopmoment waarop die meerwaardebelasting speelt. In dat geval kan een vervroegde uitkering van liquidatiereserves net wél interessant zijn.

Wordt jouw vennootschap daarentegen ooit verkocht, dan is voorzichtigheid geboden. In dat scenario is het vaak slimmer om in 2025 géén bijkomende dividenden of liquidatiereserves uit te keren, zodat je balans er op 31 december financieel sterker uitziet.
Dat kleine verschil op papier kan later een groot fiscaal voordeel opleveren.

 

Bekijk ook alternatieven

Naast de klassieke dividenden en liquidatiereserves bestaan er nog andere manieren om geld uit je vennootschap te halen. Een aandeeloptieplan kan bijvoorbeeld een bijzonder interessante piste zijn. Wil je daar meer over weten? Bekijk dan zeker de videoreeks in onze Academy, of stel je vraag rechtstreeks aan onze experts.